Al je vragen beantwoord

Vragen over krachtig centrumbeleid

  • Hoe werken we als centrum aan een visie rond blended onderwijs die afgestemd is op laaggeletterde cursisten?  

    Een heldere centrumvisie is steeds afgestemd op...

    1. de doelgroep die je wil bereiken,
    2. het doel waar je naar streeft,
    3. de context waarin je centrum, de medewerkers en de cursisten functioneren.

    Om die kenmerken in kaart te brengen, kan je de tool op deze website gebruiken. Deze oefening kan door elke leerkracht apart gemaakt worden, maar het is vooral interessant om hiervoor per vakgroep samen te werken en de resultaten voor het hele centrum samen te leggen. Zo vertrekt je centrumvisie op blended onderwijs vanuit de behoeften van de cursisten.

    Afhankelijk van deze kenmerken zijn er enkele vragen die je als centrum moet beantwoorden:

    • Waarom kiezen wij binnen deze opleiding of module voor deze specifieke doelgroep van laaggeletterde of NT2-cursisten voor een blended aanpak, en niet voor volledig klassikaal of online onderwijs?
    • Hoe draagt deze aanpak bij tot het bereiken van de doelstellingen?
    • Welke meerwaarden willen we via blended onderwijs realiseren?
    • Op welke manier willen we de drempels verkleinen die kwetsbare cursisten ondervinden bij deze aanpak?
    • Hoe realiseren we een blended aanbod op maat van deze doelgroep dat de leercontext van de cursisten uitbreidt en ook aandacht heeft voor vormen van informeel en ‘intermittent’ leren (leren in kleinere hoeveelheden, gespreid over de tijd)?
    • Hoe werken we daarbij samen met andere organisaties en diensten?

    Vervolgens is het ook belangrijk om stil te staan bij hoe je de visie in de praktijk brengt:

    • Stel logische en duidelijk haalbare doelen: formuleer een doelstelling die haalbaar is om binnen enkele jaren te bereiken. Daarna kan je weer verder kijken. Zorg dat je visie op blended leren ingebed is in de algemene pedagogische visie van het centrum. Voorzie voldoende vrijheid voor vakgroepen en leerkrachten.
    • Verdeel taken: stel een kernteam samen dat blended leren als focus heeft. Zij zullen als ‘trekkers’ functioneren en de andere collega’s betrekken, motiveren en ondersteunen. Kies de gepaste timing en resources: zet je visie om in concrete keuzes: op vlak van blend, didactiek, lesmateriaal, technologie, ondersteuning, …
    • Communiceer en engageer: communiceer duidelijk over deze visie naar medewerkers en cursisten toe
  • Heeft blended leren wel een meerwaarde voor laaggeletterde cursisten?  

    Blended onderwijs gaat voor laaggeletterde cursisten met wel wat uitdagingen gepaard. Niettemin kan je ook heel wat meerwaarden realiseren door toch ook voor deze groep kwetsbare cursisten voor blended onderwijs te kiezen.

    Blended onderwijs heeft enerzijds enkele praktische voordelen. Doordat het leren niet langer plaats- en tijdsonafhankelijk is, kunnen volwassen cursisten het volgen van een cursus beter combineren met andere verantwoordelijkheden zoals werk en gezin. De hoeveelheid oefenkansen buiten de les neemt toe, en cursisten kunnen het leren spreiden over meerdere kortere leermomenten, tussen hun andere bezigheden door. Dat laatste wordt ook wel ‘intermittent learning’ genoemd, een manier van leren die goed werkt voor laaggeletterde cursisten (zie lager).

    Naast de praktische voordelen, biedt blended onderwijs ook belangrijke inhoudelijke meerwaarden:

    • Het stimuleren van digitale vaardigheden
    • Het ontwikkelen van zelfregulerende vaardigheden
    • Geïntegreerd aan geletterdheids- en digitale vaardigheden werken
    • Meer op maat werken om in te spelen op diverse leervragen en -behoeftes
    • Leerstof koppelen aan de persoonlijke context
    • Formeel onderwijs verbinden aan informeel en non-formeel leren
    • Het verruimen van de leer- en leefwereld (meer hierover lees je bij de bouwsteen ‘online om de leer- en leefwereld te verruimen’)

    Blended onderwijs heeft dus heel wat potentieel, maar het is niet eenvoudig om een blend samen te stellen die deze meerwaarden voor laaggeletterde cursisten realiseert. Over hoe je zo’n doordachte blend samenstelt, lees je meer bij de vraag ‘wat doe ik online, wat in de klas?’.

  • Moeten we als centrum een vast kader voorzien of zoveel mogelijk vrijheid laten voor de leerkrachten?  

    Uit onderzoek blijkt dat leerkrachten het meeste baat hebben bij een helder kader, waarbinnen voldoende ruimte is voor eigen keuzes en beslissingen. Bij de organisatie van blended onderwijs zijn er heel wat keuzes te maken, onder andere:

    • Wat geef je online, wat offline?
    • Wat geef je op afstand, wat in de klas?
    • Wat moeten de cursisten individueel doen, wat samen met de rest, wat in groepjes?
    • Welke tools gebruik je?
    • Welk lesmateriaal gebruik je?

    Een groot deel van deze keuzes ligt bij de leerkracht, maar het kan de leerkracht erg helpen als het centrum bepaalde richtlijnen uitzet. Bovendien is het belangrijk dat deze keuzes op centrumniveau een weerspiegeling zijn van de overkoepelende pedagogische visie van het centrum. Zeker bij de keuzes over hoe vaak de cursist naar de les moet komen en hoeveel hij thuis moet doen, het lesmateriaal en de tools kan het centrum een belangrijke rol spelen in het ondersteunen van de leerkracht.  

  • Hoe kunnen we als centrum de leerkrachten versterken in de verschillende rollen en de competenties die nodig zijn voor blended onderwijs?  

    Lesgeven, materiaal ontwikkelen, interactie en groepsgevoel creëren, je cursisten coachen, opvolgen en evalueren, … Als leerkracht vervul je binnen blended onderwijs zoveel rollen dat je als het ware een duizendpoot moet zijn. Bovendien wordt er niet alleen verwacht dat je op de hoogte bent van je vakgebied en wetenschappelijk onderbouwde principes van effectieve vakdidactiek, maar ook dat je beschikt over de nodige pedagogische bagage en kennis rond hoe je technologie doelgericht kan inzetten in jouw cursus. Een sterk professionaliseringsbeleid dat leerkrachten helpt groeien op al deze vlakken, is voor een centrum dus zeker geen overbodige luxe.

    Enkele tips voor het centrum hierbij:

    • Voorzie genoeg tijd en ruimte voor leerkrachten en teams om zich te professionaliseren, de verschillende leerkrachtrollen te leren kennen en erin te groeien, en uit te zoeken welke vorm van blended onderwijs voor hun specifieke cursus en doelgroep het beste werkt.
    • Start met het in kaart brengen van de competenties van de leerkrachten en hun professionaliseringsbehoeften. Een succesvol professionaliseringstraject vertrekt van de huidige competenties, doelen en motivatie van leerkrachten en helpt hen om van daaruit te groeien.
    • Stem professionalisering af op de ruime context waarin zowel de leerkracht als de cursisten functioneren. Professionaliseringstrajecten die aansluiten bij hun specifieke situatie en gericht zijn op de vragen en noden binnen hun eigen lespraktijk, worden door leerkrachten als nuttiger ervaren dan meer algemene vormingen buiten het centrum.
    • Werk geïntegreerd en stap voor stap aan de versterking van zowel de pedagogisch-didactische als de digitale deskundigheid die vereist zijn in een blended context.
    • Voorzie gerichte just-in-time-ondersteuning die leerkrachten kunnen inroepen op het moment dat ze een bepaalde vraag of nood ervaren tijdens het ontwerpen of uitvoeren van hun blended lespraktijk. Ondersteuning op het moment zelf werkt beter dan het aanbieden van uitgebreide vormingen vooraf waarin ze heel veel nieuwe informatie moeten verwerken voor ze zelf concreet aan de slag kunnen gaan.

    Natuurlijk kun je er als centrum of vakgroep ook voor kiezen om de verschillende rollen slim te verdelen over het team, rekening houdend met de sterktes en voorkeuren van iedereen. Teamleden kunnen zich dan focussen op wat hen het meest ligt, waardoor bijvoorbeeld niet iedereen de rol van ontwikkelaar van online materiaal hoeft op te nemen. Voor meer tips daarbij verwijzen we naar de ontwerpvraag ‘Hoe stimuleren we uitwisseling en samenwerking binnen het team?’.

  • Hoe stimuleren we uitwisseling en samenwerking binnen het team?  

    Het kan erg zinvol zijn om over blended leren uit te wisselen en samen te werken binnen het team. Daarbij zijn er verschillende opties, die elk voor- en nadelen hebben. Hiermee experimenteren en leerkrachten de ruimte geven om verschillende manieren van samenwerken te laten uitproberen kan zorgen voor veel inspiratie en tijdswinst op de langere termijn.

    Enkele mogelijke samenwerkingsverbanden:

    • De vakgroep werkt samen om (online) lesmateriaal te ontwikkelen
    • Leerkrachten spreken onderling een rolerdeling af: iemand ontwikkelt lesmateriaal, de andere leerkrachten geven les.
    • Leerkrachten met meer technische bagage ondersteunen andere leerkrachten hierbij in hun les.
    • Leerkrachten verdelen de lessen bij blended onderwijs: één leerkracht geeft online les, de ander in de klas.  Daarbij is het wel belangrijk dat die lessen niet volledig los van elkaar staan, maar op elkaar voortbouwen. Een goede samenwerking tussen leerkrachten is dus cruciaal.
    • Leerkrachten van verschillende vakken zitten samen om materiaal en methodes uit te wisselen

    Net zoals bij elke onderwijsvernieuwing is een gedragen beslissing door het team en een evaluatie achteraf onontbeerlijk.

  • Hoe kunnen we leren van collega's in andere centra en organisaties?  

    De laatste jaren is er dankzij het toegenomen leren op afstand veel kennis opgebouwd in de verschillende centra voor volwassenen in Vlaanderen. Het kan daarom erg zinvol zijn om over centra heen inzichten uit te wisselen. Leerkrachten geven aan dat dit soort uitwisselmomenten heel zinvol kunnen zijn, maar dat het geen te grote belasting mag geven.

    Enkele mogelijke manieren om aan uitwisseling te doen:

    • Lesmaterialenbeurs: organiseer met enkele bevriende centra een moment waarop leerkrachten hun succeservaringen kunnen delen. Dat kan zowel online als ‘in het echt’.
    • Informatie over tools uitwisselen: laaggeletterde cursisten hebben vaak nood aan specifieke, laagdrempelige tools voor blended leren. Digi- of mediacoaches kunnen hierover uitwisselen over centra heen, en de inzichten daarna delen met de leerkrachten in hun centrum.  
    • Partnerschapstraject: centra kunnen er ook voor kiezen om een nauwer partnerschap aan te gaan en leerkrachten van verschillende centra aan elkaar te koppelen. Zij kunnen dan af en toe in elkaars les meevolgen om te kijken hoe de collega het aanpakt.
    • Uitwisseling met behulp van een expert: een samenwerking met een externe expert, die de leerkrachten heel concreet en toegepast op de eigen cursus ondersteunt is erg waardevol. Daarbij kan de expert zowel onderzoeksgebaseerde inzichten delen en toepassen op de eigen cursus, als zorgen voor kruisbestuiving over verschillende centra heen.

    Bij deze uitwisselmomenten is het belangrijk om steeds de pedagogische visie van het centrum voor ogen te houden. Er zijn enorm veel tools en mogelijke lesontwerpen, die niet allemaal even geschikt zijn voor de cursussen en het publiek van jouw centrum. Een kritische blik is dus onontbeerlijk.

  • Op welke manier zorg ik voor een goede technische ondersteuning?  

    Een goede technische omkadering is een cruciale randvoorwaarde om blended leren te organiseren. Cursisten hebben nood aan

    • Een goed toestel (smartphone, tablet, laptop of pc)
    • Een goede internetverbinding
    • Voldoende digitale vaardigheden om de cursus te kunnen volgen

    Als cursisten niet over deze elementen beschikken, is blended onderwijs niet mogelijk. Het is daarom belangrijk dat je als centrum initiatieven opzet om ervoor te zorgen dat cursisten zowel op vlak van materiaal als qua vaardigheden mee zijn.

    Voorbeelden daarvan zijn:

    • Laptops of tablets uitlenen aan je cursisten. Die leentoestellen kan je als centrum aankopen, maar je kan ook samenwerkingen met bedrijven of organisaties opzetten om laptops of tablets te hergebruiken.
    • Computers, laptops of tablets ter beschikking van cursisten stellen in je centrum. Een nadeel daarvan is dat cursisten steeds naar het centrum moeten komen. Dat kan echter tegelijkertijd een voordeel zijn, omdat je dan ter plaatse extra ondersteuning bij digitale vaardigheden geboden kan bieden.
    • Cursisten thuis toegang geven tot internet. Dat kan door middel van een toegangscode voor internet, die je via een samenwerking met een telecomoperator kan voorzien. Een andere mogelijkheid is het uitlenen van simkaarten om via mobiele data online oefeningen te maken.
    • Via een samenwerking met buurthuizen, bibliotheken of andere organisaties uit de buurt waar cursisten gebruik kunnen maken van toestellen en internet ter plaatse.

    Daarnaast mag ook de technische ondersteuning van de leerkracht niet vergeten worden. Ook de leerkracht heeft nood aan een goed toestel, een kwalitatieve internetverbinding en indien nodig ondersteuning op vlak van digitale vaardigheden.

  • Sommige cursisten hebben geen computer. Hoe kunnen we hen toch mee krijgen?  

    Het kunnen beschikken over een toestel om online oefeningen op te maken of online lessen te volgen is cruciaal voor online leren. Als een cursist geen computer of tablet heeft, zijn er verschillende alternatieven te overwegen:

    • Online leeractiviteiten ontwikkelen voor de smartphone
    • Een leentoestel vanuit het centrum voorzien: laptop of tablet
    • Toegang tot een plaats met computers/tablets en internet voorzien, bijvoorbeeld een open leercentrum of een samenwerking met een bibliotheek

    Ook over het voorzien van een kwalitatieve internetverbinding moeten stappen genomen worden. Daarin kunnen samenwerkingen met telecommaatschappijen, buurthuizen of vzw’s een rol spelen.

  • Hoe kunnen we als centrum de ICT-vaardigheid van de leerkrachten versterken?  

    Om als centrum kwalitatief blended onderwijs te bieden, moeten de leerkrachten over de nodige inhoudelijke, pedagogische én technische bagage beschikken. Een degelijke opleiding van leerkrachten, die ervoor zorgt dat ze mee zijn met de nieuwe ontwikkelingen is daarbij belangrijk.

    Enkele aandachtspunten:

    • Kies voor een individueel traject voor elke leerkracht, dat vertrekt van hun competenties, doelen en motivatie.
    • Erken de context waarin de leerkracht les geeft: stem de professionalisering af op zijn/haar lessen en cursisten
    • Geef leerkrachten de ruimte om te groeien in de nieuwe rollen, met langdurige ondersteuning
    • Stel niet hetzelfde einddoel voor elke leerkracht: laat leerkrachten schitteren in waar zij sterk in zijn.
    • Sta open voor andere rolverdelingen en laat leerkrachten met hogere ICT-vaardigheden andere taken opnemen dan leerkrachten met sterke pedagogische kwaliteiten
    • Samenwerking en uitwisseling tussen leerkrachten en ICT-medewerkers is een grote meerwaarde
    • Zet in op persoonlijk gerichte professionaliseringstrajecten, eerder dan aparte vormingsmomenten

    Bronnen:

    • Blieck, Y., & Pynoo, B. (2018). Strategisch kiezen voor blended leren op instellingsniveau: succesfactoren en een kwaliteitszorgmethodiek waarin data-gebaseerd werken centraal staat. In B. Pynoo, C. Zhu, B. De Wever & J. Tondeur (Eds.). Aan de slag met online en blended leren in het volwassenenonderwijs (pp. 151-177). Gent: VUB – Adult Learners Online.
    • Philipsen, B. (2018). Professionaliseren voor online en blended lesgeven: de lesgever centraal. In B. Pynoo, C. Zhu, B. De Wever & J. Tondeur (Eds.). Aan de slag met online en blended leren in het volwassenenonderwijs (pp. 65-78). Gent: VUB – Adult Learners Online!

Vragen over doordacht blended ontwerp

  • Wat doe ik online, wat in de klas?  

    Volledig klassikaal onderwijs of alles online, allebei hebben ze hun voor- en nadelen. Het mooie aan blended onderwijs is dat je daarin kunt gaan combineren en, als je het slim aanpakt, vooral de voordelen van beide onderwijsvormen overhoudt en veel minder last hebt van de nadelen. Maar hoe doe je dat precies, dat slim combineren? Hoe beslis je wat je face to face doet en wat online?

    Wie een pasklaar one-size-fits-all-antwoord verwacht op bovenstaande vragen, moeten we helaas teleurstellen. Zoals het BLEND-UP model illustreert, is een doordacht blended ontwerp altijd afgestemd op de doelen, de doelgroep en de context van jouw specifieke cursus. Een blend die goed werkt voor een collega in centrum X, is dus daarom nog niet geschikt voor jouw cursus en jouw cursisten. Bovendien gaat het niet enkel over de vraag wat je online doet en wat face to face, maar over een combinatie van deze 4 vragen:

    • Wat gebeurt er binnen de klas en wat daarbuiten?
    • Wat gebeurt online en wat offline?
    • Wat gebeurt synchroon en wat asynchroon?
    • Wat gebeurt individueel, en wat in groep?

    Over het samenspel van deze keuzes lees je meer bij de bouwsteen 'Face tot face als basis'.

    Als vertrekpunt voor jouw eigen blended keuzes kan je de interactieve tool op deze website gebruiken om jouw cursus in kaart te brengen. Want geef je bijvoorbeeld NT2 aan digitaal vaardige cursisten die ver van het centrum wonen en thuis een goed uitgeruste thuisleerplek hebben? Dan bevat je blend wellicht meer online leeractiviteiten buiten de klas dan wanneer je lesgeeft aan cursisten die weinig vertrouwd zijn met het digitale en een praktijkgerichte opleiding volgen waarvoor infrastructuur en materialen nodig zijn die enkel in het centrum aanwezig zijn.

    Ook de aard van de leeractiviteiten die zich al dan niet goed lenen om online te doen, kan verschillen van cursus tot cursus, en zelfs van groep tot groep. Kunnen jouw cursisten vrij vlot en zelfstandig nieuwe informatie verwerken, of hebben ze bij nieuwe leerinhouden net veel behoefte aan uitleg en ondersteuning van de leerkracht? In het eerste geval kan de methodiek van de ‘flipped classroom’ misschien interessant zijn. Door de cursisten bijvoorbeeld de theorie over een bepaald onderwerp al vooraf te laten verwerken als voorbereiding op de klassikale face-to-faceles, hebben jullie in die klassikale les extra veel tijd om te focussen op het toepassen van die theorie en/of op interactie en uitwisseling over het onderwerp. In het tweede geval daarentegen, zal je als leerkracht misschien eerder kiezen om nieuwe lesinhouden face tot face te behandelen en online leeractiviteiten vooral te integreren in je klassikale les en/of te gebruiken als herhaling en oefening achteraf.

    Verder is interactie zeker ook een belangrijk principe om rekening mee te houden, zeker wanneer je taalonderwijs geeft of een opleiding waarin de interactie met bijvoorbeeld zorgvragers of klanten een belangrijk doel is. Omwille van de non-verbale communicatie kan het in die gevallen meer aangewezen zijn om gespreksvaardigheid in de klas te oefenen, al zijn er uiteraard ook gesprekken die in het echte leven ook online gebeuren (bijvoorbeeld een online oudercontact) en die je dus het best ook op die manier oefent met de technologie die daarbij hoort. Schriftelijke vaardigheden lenen zich vaak wel goed voor online leeractiviteiten, maar ook daar speelt de mate waarin je cursisten behoefte hebben aan directe hulp ondersteuning een belangrijke rol, net als hun zelfstandigheid en zelfregulerende vaardigheden.

    Keuzes maken in functie van je eigen blended ontwerp is dus een proces dat je zelf zal moeten doorlopen. Maar dat wil niet zeggen dat je alles alleen hoeft te doen. Het is net heel interessant en waardevol om daarvoor samen te werken met je teamgenoten of (vakgroep)collega’s in één of meerdere werksessies waarin jullie samen:

    • De doelen, doelgroep en context van jullie cursus analyseren;
    • Oplijsten via welke leeractiviteiten jullie aan de cursusdoelen werken met de cursisten;
    • Bepalen welke leeractiviteiten het best face to face gebeuren en welke online;
    • Werkvormen en tools kiezen die het best aansluiten bij het doel en de aard van de leeractiviteiten en bij de vaardigheden van de cursisten.
    • Jullie ontwerp vormgeven en een actieplan en taakverdeling opstellen om het te realiseren.

    Wil je toch wat meer structuur en houvast daarbij? Online vind je verschillende tools en werkvormen die je begeleiden in het blended ontwerpproces.

    • Zo is er bijvoorbeeld de ABC-methode, een volledig uitgewerkte toolkit voor een workshop van 90 minuten waarin je als team een blended ontwerp opstelt. Alle materialen van de toolkit zijn online beschikbaar via een creative commons licentie, maar zijn wel in het Engels.
    • De KU Leuven maakte op basis van de ABC-methode de Snelgids blended onderwijsontwerp die weliswaar gericht is op het blendiseren van opleidingsonderdelen (OPO’s) in het hoger onderwijs, maar ook voor andere onderwijsniveaus toegankelijke inspiratie biedt.
  • Hoe ontwerp ik een krachtige blended leeractiviteit voor laaggeletterde cursisten?  

    Er zijn enkele succesfactoren voor een blended leeractiviteit afgestemd op laaggeletterde cursisten:

    • Zorg voor een doordachte integratie van online en face-to-face leeractiviteiten. Het is belangrijk dat de online oefeningen niet losstaan van wat de cursisten in de klas doen. De integratie van de twee modi maakt het motiverender voor de cursist om ook thuis met de cursus bezig te zijn.
      Bijvoorbeeld: de NT2-cursisten maken tussen de lessen door foto’s van fijne plekken in hun eigen buurt en posten die op een Padlet, samen met een korte beschrijving van de troeven die die plek de moeite waard maken om ze te bezoeken. De cursisten kunnen via de Padlet op elkaars voorstellen reageren en extra vragen stellen. Ze kunnen er ook stemmen voor de plekken die ze graag in de brochure zouden willen opnemen. In de volgende klassikale lessen werken de cursisten in groepjes verder rond één van de populairste plekken. Ze zoeken online naar meer info over de plek en gaan ze samen bezoeken. Daarna bedenken ze samen welke info in de brochure moet komen en verdelen ze het schrijfwerk. Enkele cursisten nemen een filmpje op waarin ze hun favoriete plek voorstellen. Ze zoeken samen met de leerkracht uit hoe ze die filmpjes via een QR-code kunnen verwerken in de brochure.
    • Kies voor projectgebaseerde activiteiten. Meer over projectgebaseerde leeractiviteiten lees je bij de bouwsteen ‘projectgebaseerde, multimodale leeractiviteiten’.
      Bijvoorbeeld: de cursisten van de kookopleiding bereiden de receptie in groepjes voor. Eén groepje zoekt online naar ideeën en recepten voor hapjes en drankjes voor de receptie, een ander groepje maakt de planning en de taakverdeling op, en een derde groepje regelt via mail de afspraken met de verantwoordelijken van het buurthuis. Tussendoor en op de dag van de receptie communiceren ze met elkaar via Whatsapp. Zo laten de cursisten die aan het werk zijn in de keuken van het centrum via die weg weten wanneer er een lading hapjes klaar is en kan opgehaald worden door de cursisten die de zaal in het buurthuis aan het klaarzetten zijn.
    • Maak gebruik van multimodale leeractiviteiten: een combinatie van video en audio. Gebruik die multimodaliteit om je lessen begrijpelijker te maken voor laaggeletterde cursisten, maar zet het ook in om cursisten zelf lesinhoud te laten creëren.
      Bijvoorbeeld: In de NT2-les van Liesbeth maken de cursisten een podcast over een zelfgekozen onderwerp.
    • Personaliseer de leeractiviteiten. Maak gebruik van de flexibiliteit van blended onderwijs om leeractiviteiten op maat van jouw cursisten te maken. Laat hen thuis werken aan taken die afgestemd zijn op hun behoeftes en hun niveau.
      Bijvoorbeeld: in de cursus NT1 kunnen de cursisten kiezen of ze een boek lenen bij de bib om hun leesvaardigheid te oefenen, of dat ze digitaal de Wablieft-krant lezen.
    • Voorzie voldoende interactie tussen cursisten. Interactie is cruciaal om te kunnen leren. Zorg er daarom voor dat cursisten regelmatig samenwerken, en elkaars input nodig hebben om het lesdoel te bereiken.
      Bijvoorbeeld: In de les rijbewijs krijgen alle cursisten een beetje informatie over een complexe situatie bij een kruispunt. Ze moeten samen ontdekken wie van de verkeersgebruikers voorrang heeft.
    • Werk met korte, gespreide leermomenten, ook buiten de klas. Dat ‘intermittent learning’ is voor je cursisten vaak haalbaarder om in te passen in hun dagelijks leven. Door op verschillende momenten, op verschillende plaatsen aan dezelfde competenties te werken, leren ze langzamer, maar diepgaander ('slow learning').
      In de afbeelding hieronder zie je een voorbeeld van ‘intermittent learning’ in de NT2-les.

    Klik hier om de bovenstaande afbeelding te downloaden.

    Enkele aandachtspunten bij krachtige leeractiviteiten:

    • Ontwerp activiteiten waarin digitale vaardigheden en geletterdheid geïntegreerd geoefend worden.
    • Creëer een leerklimaat waarin cursisten zich veilig voelen om nieuwe technologie uit te proberen en leeractiviteiten uit te voeren.
    • Zorg voor een geleidelijke opbouw: kleine succeservaringen doen het zelfvertrouwen van een cursist groeien.
    • Moedig cursisten aan om technologie te gebruiken voor activiteiten waarin ze zich meer zelfzeker voelen
    • Voorzie als leerkracht voldoende ondersteuning en feedback.
    • Sluit af met een gezamenlijke reflectie, waarin de cursisten reflecteren, verwerken en reproduceren wat ze geleerd hebben.
  • Hoe kies ik de juiste tools?  

    Er bestaan geen tools die in álle situaties de perfecte keuze zijn. Houd rekening met:

    • Jouw doelgroep. Een groep cursisten die weinig digitaal vaardig is, heeft nood aan andere tools dan cursisten die al vlot met een smartphone en/of laptop overweg kunnen.
    • Je vak en cursusdoelen. Een NT2-cursus, waarin je ook mondelinge vaardigheden online wil oefenen, vereist andere tools dan een cursus rijbewijs.
    • De context van je cursisten. Beschikken je cursisten allemaal over een laptop, of werk je beter met tools die op een smartphone functioneren?

    Om zelf te beginnen aan je toolkeuze, kan je vertrekken vanuit de richtlijnen van je centrum: zijn er tools die zij aanbevelen, en zijn die geschikt voor je cursisten, of niet? Daarnaast kan je ook bij collega’s binnen en buiten je vakgroep polsen op welke manier zij technologie inzetten.

    Een overzicht van educatieve tools vind je hier:

  • Wat maakt een tool al dan niet geschikt voor laaggeletterde cursisten?  

    Er zijn erg veel tools die binnen blended onderwijs ingezet kunnen worden op de markt, maar niet al die tools zijn geschikt voor laaggeletterde cursisten. Tools die geschikt zijn voor laaggeletterde cursisten voldoen aan deze kenmerken:

    • Laagdrempelig: de tool vereist geen uitgebreide digitale of geletterdheidsvaardigheden om ermee aan de slag te gaan. Een eerste drempel bij veel tools is al het inlogproces. Enkele voorbeelden: Praatbox, Jitsi, …
    • Vertrouwd: als cursisten de tool buiten de les al gebruiken, weten ze al hoe het werkt. Het werkt dus vaak goed om bekende tools ook in de les in te zetten. Enkele voorbeelden: WhatsApp, TikTok, …
    • Mobiel: laaggeletterde cursisten hebben vaak geen computer, of kunnen vlotter werken met een mobiel toestel. Kies dus tools en oefeningen die goed op mobiel werken. Enkele voorbeelden: BookWidgets, ThingLink, …
    • Goed game design: hoewel laagdrempeligheid erg belangrijk is, is ook het game design cruciaal. Ook laaggeletterde cursisten worden gemotiveerd door een leuk design, beloningen, … Enkele voorbeelden: Kahoot, Quizlet, Educaplay, …
    • Overzichtelijk platform: alle cursisten hebben er baat bij als de online oefeningen en lessen samengebracht worden op één platform. Vaak wordt hiervoor een LMS gebruikt (bv. Moodle, Canvas, Google Classroom), maar voor laaggeletterden zijn deze platforms vaak een te hoge drempel. De oefeningen samenbrengen op een blog of eenvoudige website (bv. Google Sites, Wix) kan voor hen een uitkomst zijn.

    Bij de keuze van een tool, houd je natuurlijk steeds je doelgroep voor ogen. Niet alle laaggeletterde cursisten zijn hetzelfde, zo zijn jongere cursisten vaak sneller weg met een mobiel toestel, maar hebben ouderen vaak een voorkeur voor laptop of pc omdat het scherm groter is.

    Onderstaande zoekkaart kan je helpen bij het zoeken van een geschikte tool voor jouw doel:

    Op de website Today’s Teaching Tools vind je naast bovenstaande zoekkaart nog heel wat andere tips, schema’s en inspiratie voor online tools. Ook de Reisgids Digitaal Leermateriaal is een praktische wegwijzer met bronnen, werkvormen, en tools voor het inzetten van digitaal leermateriaal in je dagelijkse onderwijspraktijk.

    Tot slot is het belangrijk dat het werken met tools langzaam opgebouwd wordt, zodat cursisten rustig kunnen wennen. Meer daarover lees je in Sterk aan de start.

  • Welke tools zijn geschikt om NT2 te leren?  

    Technologie kan echt een meerwaarde zijn om NT2 te leren. In het onderstaande overzicht zie je vijf soorten technologie die het taalleren kunnen bevorderen:

    Klik hier om de bovenstaande afbeelding te downloaden.

    Daarnaast zijn er ook heel wat manieren om met technologie de interactie tussen je cursisten te bevorderen. Meer daarover lees je bij de vraag ‘hoe zet ik technologie in voor meer interactie tijdens de NT2-les?’

    Bronnen

    • Lim, M. H., & Aryadoust, V. (2021). A scientometric review of research trends in computer-assisted language learning (1977–2020). Computer Assisted Language Learning, 1-26.
    • O’Dowd, R. (2003). Understanding the “other side”: Intercultural learning in a Spanish-English e-mail exchange. Language Learning & Technology, 7(2), 118–144.
    • Thorne, S. L. (2003). Artifacts and cultures-of-use in intercultural communication. Language Learning & Technology, 7(2), 38–67. doi:10125/25200
    • Su, F., & Zou, D. (2020). Technology-enhanced collaborative language learning: theoretical foundations, technologies, and implications. Computer Assisted Language Learning, 1-35.
    • Zhang, R., & Zou, D. (2020). Types, purposes, and effectiveness of state-of-the-art technologies for second and foreign language learning. Computer Assisted Language Learning, 1-47.
  • Mijn cursisten maken hun oefeningen vaak op de smartphone. Hoe kan ik mijn lessen daar zo goed mogelijk aan aanpassen?  

    Onderzoek wijst uit dat laaggeletterde cursisten vaak geen toegang hebben tot een laptop of pc. Het online onderwijs aanpassen aan een toestel dat ze hebben én waarmee ze kunnen werken, heeft dus de voorkeur. Mobiel werken heeft verschillende voordelen, maar ook enkele nadelen, die je hieronder ziet.

    Helaas zijn tools voor blended onderwijs geen ‘one size fits all’. Het is dus belangrijk om deze voor- en nadelen af te wegen om een keuze te maken voor jouw cursistengroep en de doelen die je wil bereiken. Denk daarbij ook na over:

    • Kies je voor tools gericht op laptop, smartphone of beide?
    • Kies je voor één tool die je breed inzet, of een combinatie van tools?
    • Wanneer introduceer je een nieuwe tool?
    • Hoe introduceer je een nieuwe tool?  

    Als je toch met tablets of laptop wil werken, adviseren we om als centrum met leentoestellen te werken, zodat alle cursisten op dezelfde manier aan de lessen kunnen deelnemen.

    Bronnen:

    • Anrijs, S., Mariën, I., & Ponnet, K. (2021). Digitale ongelijkheid in Vlaanderen. Een vergelijkend onderzoek tussen kwetsbare en niet kwetsbare mensen. Gent: Universiteit Gent. https://doi.org/10.6084/m9.figshare.16669858
    • Nedungadi, P., Devenport, K., Sutcliffe, R., & Raman, R. (2020). Towards a digital learning ecology to address the grand challenge in adult literacy. Interactive Learning Environments, 1-14.
    • Vanek, J., Harris, K., & Belzer, A. (2020). Digital Literacy and Technology Integration in Adult Basic Skills Education: A Review of the Research. ProLiteracy, June.

Vragen over effectief leerkrachthandelen

  • Ik kan mijn cursisten moeilijk opvolgen vanop afstand. Hoe kan ik hen toch voldoende feedback geven?  

    Als je niet met je cursisten in dezelfde ruimte bent, is het moeilijk om zicht te krijgen op hoe hun leerproces verloopt. Het is echter heel belangrijk om je cursisten op te volgen én om hen voldoende te ondersteunen en feedback te geven. Deze tips kunnen helpen:

    • Maak gebruik van tools en apps die automatisch feedback voorzien. Op die manier krijgen je cursisten op het juiste moment al feedback over hun antwoord, en hoef jij slechts één keer feedback in te geven voor al je cursisten. Een nadeel is dat deze feedback niet gepersonaliseerd is, en het dus niet voor alle types oefeningen mogelijk is.
    • Geef voor andere oefeningen gepersonaliseerd feedback. Kwalitatieve feedback bestaat uit een beschrijving van hoe de cursist de oefening heeft uitgevoerd (feedback), uitleg over de gewenste taakuitvoering (feed-up) en een beschrijving van wat de cursist moet doen om die gewenste uitvoering te bereiken (feed-forward). Als je op deze manier feedback geeft, weet de cursist heel duidelijk hoe hij zichzelf kan verbeteren.
    • Zet je blend bewust in. Gebruik online systemen zoals een LMS om zicht te krijgen op hoe je cursisten de oefeningen maken, maar ga er in de klas, face-to-face dieper op in. Op die manier ben je zeker dat je feedback op de juiste manier bij de cursisten aankomt.
    • Differentieer. Niet elke cursist heeft nood aan dezelfde vorm van ondersteuning. Sommige cursisten kan je thuis zelfstandig aan de slag laten gaan, anderen hebben nood aan begeleiding of de mogelijkheid om samen te werken. Organiseer extra samenwerkmomenten of feedbacksessies voor cursisten die er meer nood aan hebben.
    • Zet ook in op informeel contact tussen jou en de cursisten. Dat kan in de klas als je een groot face-to-facegedeelte in je blend hebt, maar kan ook online, via telefoon of videogesprek, bij een online cursus.
  • Hoe kan ik ook online het sociaal contact tussen de cursisten bevorderen?  

    Het stimuleren van groepsgevoel verdient in een blended cursus extra aandacht. Afhankelijk van de grootte van de online component kan die interactie vooral in de klas worden gerealiseerd, of is het nodig om ook online sociale interactie te stimuleren. Hier volgen wat tips om online interactie te bevorderen:

    • Kies een tool die het mogelijk maakt om plaats- en tijdonafhankelijk berichten te posten. Denk daarbij aan sociale media zoals WhatsApp, Telegram, Facebook, of een discussieforum of blog.
    • Denk aan de privacy van je cursisten. Zorg dat de online omgeving niet toegankelijk is voor externen.
    • Zorg dat de online omgeving toegankelijk is voor al je cursisten. Houdt bij laaggeletterde cursisten rekening met geletterdheidsproblemen. Kies voor tools die spraakberichten en video toelaten om met elkaar te communiceren, zoals WhatsApp en Flipgrid
    • Zorg voor een vertrouwde omgeving, met vertrouwde tools die cursisten al kennen uit hun dagelijks leven.
    • Zorg voor een goede introductie. Bespreek het doel van het interactieforum, je verwachtingen en de richtlijnen voor het discussieforum. Ontdek de tool samen met je cursisten tijdens een contactmoment.
    • Maak duidelijk waarover cursisten online kunnen spreken. Zorg eventueel voor aparte kanalen voor interactie die met de les te maken heeft en informele conversaties.
    • Selecteer interessante, relevante topics voor interactie en discussie. Zorg dat je cursisten er onderling ervaringen en informatie over kunnen uitwisselen
    • Creëer een ruimte waarbinnen cursisten bij elkaar terecht kunnen voor praktische vragen. Op die manier kan je jezelf en je administratieve collega’s ontlasten.
    • Neem de rol van moderator op. Doe zelf mee aan de interactie, laat de cursisten weten wat jouw rol hierbij is, stel open vragen en geef duidelijke antwoorden, deel interessante informatie en moedig de cursisten aan om actief deel te nemen.

    Bron: Van Twembeke, E. (2018). Interactie op het opleidingniveau: de introductie van een klasgroepoverschrijdende community. In B. Pynoo, C. Zhu, B. De Wever & J. Tondeur (Eds.). Aan de slag met online en blended leren in het volwassenenonderwijs (pp. 41-62). Gent: VUB – Adult Learners Online!

  • Hoe zorg ik ervoor dat cursisten zich op hun gemak voelen binnen een blended cursus?  

    Het welbevinden van je cursisten is bevorderlijk voor hun leerproces. In het online gedeelte van je cursus is het echter niet altijd gemakkelijk om daar aandacht aan te besteden.

    Enkele tips om ook online de cursisten op hun gemak te stellen:

    • Voorzie in de eerste lessen activiteiten waarbij de cursisten elkaar beter kunnen leren kennen. Dat kan ook online: laat cursisten zichzelf (en hun huis, huisdier, kinderen, hobby, werkplek…) bijvoorbeeld voorstellen in een video
    • Bied een veilige oefencontext. Maak duidelijk dat het niet erg is om fouten te maken. Zorg voor een leerklimaat met respect voor elkaar, zodat cursisten durven experimenteren.
    • Verdeel de cursisten af en toe in kleinere groepen in break-out rooms, zodat de drempel om te spreken kleiner is
    • Online kan je tools inzetten om speelse samenwerking en competitie te creëren: kahoot, mentimeter, …
    • Waardeer de huidige kennis en vaardigheden van de cursist en heb oog voor wat er wél al goed gaat
    • Stimuleer cursisten ook om online vragen te stellen. Maak ruimte voor vragenmomentjes, laat vragen opschrijven in een google doc, …
    • Koester hoge verwachtingen. Bevorder het zelfvertrouwen van de cursisten door duidelijk te maken dat je in hen gelooft en moedig hen aan om voortdurend bij te leren.
    • Maak ook online ruimte voor informele gesprekken

    Bronnen:

    • Boelens, R., Voet, M & De Wever, B. (2018). Vier didactische aandachtspunten om blended leren effectief in te zetten. In B. Pynoo, C. Zhu, B. De Wever & J. Tondeur (Eds.). Aan de slag met online en blended leren in het volwassenenonderwijs (pp. 97-108). Gent: VUB – Adult Learners Online!
    • Schiepers, M., Versteden, P., Loman, J., Callebaut, I., Froyen, B., Hebbrecht, J., Imbrechts, H., Moonen, E., Ringoet ELs, , Schutjens, H., Timmermans, S., Truyts, C., T'sas, J., Van Bergen, T., Van Steelandt, I., Vanherf, A. (2020). Volop Taal. Didactiek Nederlands voor de lagere school. OWL Press. ISBN: 9789463931977.
  • Het voelt alsof ik elk moment bereikbaar moet zijn voor cursisten. Hoe kan ik mijn work/life-balans bewaken?  

    Het is belangrijk om duidelijk de grenzen van je werktijd af te bakenen, ook als je van thuis uit werkt, of je cursisten je buiten je werkuren contacteren. De volgende acties kunnen helpen om die grenzen te bewaken:

    • Spreek met cursisten af op welke momenten je bereikbaar bent. Je kiest zelf of je aangeeft dat ze je daarbuiten niet kunnen contacteren, of dat je op die momenten niet zal antwoorden.
    • Het instellen van een automatisch antwoord buiten je werkuren kan helpen. Cursisten worden gerust gesteld als ze weten dat hun bericht is aangekomen, en jij hoeft er op dat moment niet mee bezig te zijn.
    • Voorzie een aparte sim-kaart of telefoon voor je werk, die je buiten de werkuren uitschakelt. Vraag of je centrum je daarbij (financieel) kan ondersteunen).
  • Hoe help ik de cursisten met het opbouwen van zelfregulerende vaardigheden?  

    Voor elke vorm van onderwijs is het belangrijk dat de cursisten beschikken over voldoende zelfregulerende vaardigheden. Inzicht hebben in wat belangrijk is voor jou, kennis van leerstrategieën, weten hoe je een goede leeromgeving inricht, je eigen leren kunnen plannen zijn allemaal voorbeelden van zelfregulering.

    Als leerkracht kan je enerzijds rekening houden met het niveau van zelfregulerende vaardigheden van je cursisten, en anderzijds je cursisten ondersteunen bij het ontwikkelen van die vaardigheden.

    Om zelfregulering te ondersteunen in je cursusontwerp, zijn deze 6 succesfactoren cruciaal:

    • Ontwerp authentieke leeractiviteiten, die aansluiten bij het dagelijkse leven
    • Pas de leeractiviteiten en ondersteuning aan de behoeften van de cursist aan
    • Geef de cursist ruimte om zelf beslissingen te nemen (over inhoud; tempo, volgorde, …)
    • Stimuleer de cursist om interactie te treden met jou en de medecursisten
    • Biedt gericht leerhulp en ondersteuning aan
    • Bouw ‘triggers’ voor reflectie in, die je cursist doen nadenken over zijn leerstrategieën

    Klik hier om deze afbeelding te downloaden.

    Daarnaast kan je ook zelfregulering stimuleren in je leerkrachthandelen. Dat doe je vooral door de zelfregulerende vaardigheden te ‘scaffolden’. Dat betekent dat je je ondersteuning als leerkracht geleidelijk afbouwt. Stappen daarbij kunnen zijn:

    1. Directe instructie en demonstratie: je doet de taak zelf voor.
    2. Sterk begeleide inoefening: de cursisten maken de taken in de klas, met jouw intensieve ondersteuning.
    3. Individuele inoefening in de klas: je laat de cursisten steeds zelfstandiger werken, maar bent nog steeds aanwezig om te ondersteunen indien nodig.
    4. Individuele uitvoering thuis: de cursisten voeren de taken alleen thuis uit. De hoeveelheid taken die de cursist thuis doen, kan steeds uitbreiden.
  • Mijn cursisten hebben moeite met het inplannen en op tijd afwerken van hun online taken. Dat zorgt voor problemen in de klassikale les. Wat doe ik daaraan?  

    Het inplannen en op tijd afwerken van taken maakt deel uit van de zelfregulerende vaardigheden van je cursisten. Het zijn vaardigheden die cursisten moeten ontwikkelen, maar tegelijkertijd is het ook een houding en een vorm van zelfinzicht.

    Niet alle cursisten zijn even goed in zelfregulering, maar deze vaardigheden kunnen wel getraind worden. Daarbij kan je als leerkracht je cursisten ondersteunen, bijvoorbeeld door hen voor, tijdens en na de taak of les te laten nadenken over hoe ze het leerproces aanpakken. Langs de andere kant is jouw invloed als leerkracht ook beperkt. Het ontwikkelen van zelfregulerende vaardigheden is een proces van lange adem, en je kan niet verwachten dat je cursisten gedurende de korte looptijd van een cursus experts hierin worden. De ondersteuning die je als leerkracht biedt, moet dus steeds afgestemd zijn op het zelfreguleringsniveau van je cursisten op dat moment.

    Zelfregulering is heel breed, maar planning en motivatie om zelfstandig taken af te ronden, is er een belangrijk onderdeel van. Als je cursisten taken niet maken, is de eerste stap het achterhalen waarom ze die taken niet maken: vinden ze het moeilijk om het in te plannen in hun drukke leven? Vinden ze de taak niet interessant? Weten ze niet goed hoe eraan te beginnen?

    Daar kan je dan vervolgens op inspelen:

    • Maak je cursisten bewust van het belang van de taken door er in de les vooraf en achteraf op terug te komen. Als cursisten merken dat er in de les wordt verdergewerkt met wat ze online hebben gedaan, is dat een stimulans om de online taken niet te laten liggen.
    • Leg ook goed uit hoe ze de taak kunnen aanpakken. Dat kan je vooraf doen, maar ook door achteraf niet alleen feedback te geven op de antwoorden, maar ook de aanpak te bespreken en tips te geven voor de volgende taak.
    • Je kan ook de manier waarop je synchrone en asynchrone momenten combineert, afstemmen op de zelfregulerende vaardigheden van je cursisten. Cursisten die goed kunnen zelfreguleren kan je taken geven die ze tegen de week erna moeten maken en waarbij ze zelf kunnen kiezen wanneer ze die inplannen. Cursisten die daarmee moeite hebben, kan je helpen door samen een moment af te spreken om de taak te maken. Sommige cursisten hebben er baat bij als je de taken inbedt in een synchrone les: je begint samen met de hele groep, geeft hen dan even tijd om de taken te maken, en komt dan terug samen om ze te bespreken en verder te gaan met de synchrone les. Je kan met die verschillende mogelijkheden experimenteren en kijken wat het beste past bij jouw cursisten.
  • Hoe kan ik de digitale vaardigheden van mijn cursisten opbouwen in de loop van de cursus?  
    • Besteed in het begin van de cursus aandacht aan de basisvaardigheden die nodig zijn om met de tools te werken die jullie zullen gaan gebruiken. Demonstreer hoe het werkt en help je cursisten vervolgens om het zelf te proberen. Werk daarbij in kleine stapjes en geef de cursisten genoeg tijd om te proberen en te herhalen.
      bv. leer cursisten in het begin van je cursus hoe ze kunnen inloggen op de tool die je vaak zal gebruiken.
    • Hebben je cursisten nog maar weinig ervaring met digitale toepassingen en hebben ze nog veel moeite met de basisnavigatie en/of met vaardigheden zoals typen, werken met de muis of een foto doorsturen? Vraag dan eventueel hulp van een digicoach/collega/vrijwilliger om je te helpen bij het ondersteunen van de cursisten. Een module basis ICT, eventueel in samenwerking met een andere organisatie, kan voor sommige cursisten ook nuttig zijn.
      bv. werk in de eerste lessen van je cursus samen met de digicoach.
    • Bouw verder op wat cursisten al kunnen en weten. Gebruik berichtenapps in plaats van ingewikkelde educatieve apps
      bv. stuur cursisten tussen de lessen door een berichtje met een (link naar) een oefening die voor hen relevant is.
    • Introduceer nieuwe tools in de klas, demonstreer hoe het werkt, en laat hen eerst samen experimenteren, voordat ze het individueel thuis gebruiken.
    • Gebruik social media om de samenwerking en projectgebaseerd leren te promoten.
      bv. laat cursisten foto’s posten van hun hobby’s en laat hen op elkaar reageren.
    • Gebruik technologie om kritisch denken en probleemoplossing te stimuleren, eerder dan voor drilloefeningen. Zet in op relevante activiteiten, die ook in het echte leven technologie vereisen.
      bv. laat cursisten online een vacature zoeken.
    • Moedig cursisten aan om technologie te gebruiken voor activiteiten waarin ze zich zelfzeker voelen, en voorzie voldoende instructie voor nieuwe of uitdagendere activiteiten.
      bv. laat de cursisten een sollicitatiegesprek voeren via Zoom, nadat je het eerst in de les hebt geoefend.
    • Plan het werken aan digitale vaardigheden systematisch in, afgestemd op je andere leerdoelen.
      bv. leer je cursisten werken met een digitale agenda tijdens de NT2-les over een afspraak maken.
    • Laat je cursisten ook zelf inhoud creëren.
      bv. laat je cursisten samenwerken aan een online krant, podcast of documentaire over onderwerpen die hen interesseren.

    Bron: Vanek, J., Harris, K., & Belzer, A. (2020). Digital Literacy and Technology Integration in Adult Basic Skills Education: A Review of the Research. ProLiteracy, June.

  • Hoe kan ik technologie inzetten om interactie te bevorderen in de NT2-les?  

    Hoewel interactie in elke cursus belangrijk is, is het voor NT2-onderwijs cruciaal. Technologie biedt de mogelijkheid om nieuwe manieren van samenwerken te exploreren en zo niet alleen het groepsgevoel tussen de cursisten te versterken, maar ook aan mondelinge en schriftelijke taalvaardigheid te werken. Hier bundelen we enkele praktijken die technologie gebruiken om samenwerkend NT2-leren mogelijk te maken:

    • Laat je cursisten korte video’s maken en met elkaar delen (bijvoorbeeld via Flipgrid, TikTok of Vine). Zo worden cursisten niet enkel gemotiveerd, maar oefenen ze ook hun woordenschat en spreekvaardigheid.
    • Organiseer uitwisselingen tussen cursisten via sociale media of e-mail. Zo oefenen ze hun informele schrijfvaardigheid en pragmatisch bewustzijn. Als je daarbij inzet op samenwerkingen met moedertaalsprekers, komen cursisten bovendien met authentiek taalaanbod in aanraking en kunnen ze hun interculturele communicatievaardigheden trainen.
    • Laat cursisten samen schrijven in tools zoals Google Docs, door elkaar te verbeteren en zicht te krijgen op het revisieproces, ontwikkelen cursisten hun schrijfvaardigheid én samenwerkende leerstrategieën.
    • Maak een klasblog. Door blogs te schrijven ontwikkelen cursisten hun schrijfvaardigheid. Ze leren zo vooral vlotter te schrijven, de correctheid staat in dit type oefeningen niet centraal. Door cursisten op elkaars blogs te laten reageren verbetert bovendien het groepsgevoel. Als leerkracht is het belangrijk om hier een voorbeeldrol te spelen en het schrijven van blogs aan te moedigen, en te voorzien van feedback.